sr.search

Hernieuwbare energie - inwerkingtreding van de richtlijn RED III

Omgevingsrecht

Op 20 november 2023 is Richtlijn 2023/2413/EU van het Europees Parlement en de Raad, bekend als de richtlijn "RED III" in werking getreden. Deze richtlijn vormt de herziening van Richtlijn 2018/2001/EU ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.

België zal binnen 18 maanden (d.w.z. tegen eind mei 2025) aan de Europese verplichtingen moeten voldoen, met uitzondering van de bepalingen inzake de procedures voor het verkrijgen van vergunningen, die uiterlijk in juli 2024 moeten zijn omgezet (zie punt 2 hieronder).

30 november 2023


Contact

De belangrijkste doelstelling van de richtlijn is om het aandeel van hernieuwbare energie in het bruto eindverbruik van elektriciteit in de EU tegen 2030 te verhogen van 32% naar 42,5%.

 

Hiertoe wil de Europese wetgever de afgifte van vergunningen voor hernieuwbare energieprojecten versnellen door middel van de volgende drie hervormingsgebieden, die hieronder worden samengevat:

 

  • specifieke territoriale gebieden aanwijzen voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie;

  • de procedure voor het onderzoeken van aanvragen voor vergunningen versnellen en de eisen voor het beoordelen van de milieueffecten van projecten versoepelen;

  • projecten voor hernieuwbare energie van hoger openbaar belang achten dan andere projecten.

De Europese Commissie bevestigde haar wens om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen ook in twee mededelingen van 24 oktober 2023 (COM/2023/668 en COM/2023/669).

1.      Gebieden aanwijzen die gunstig zijn voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie

 

In het kader van de RED III-richtlijn moeten de lidstaten tegen mei 2025 op gecoördineerde wijze het potentieel van hernieuwbare energiebronnen op het land en ter zee in kaart brengen, waarbij zogenaamde "gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie" worden vastgesteld.

 

Deze gebieden zijn bijzonder geschikt voor de ontwikkeling en exploitatie van hernieuwbare projecten.

2.      Administratieve vergunningsprocedures vereenvoudigen

 

Ten eerste is de tijd waarover de overheden beschikken om de volledigheid van de aanvraag te beoordelen vastgesteld op maximaal 30 dagen voor installaties in de gebieden voor de versnelde uitrol en 45 dagen voor installaties buiten deze gebieden.

 

Ten tweede wordt de beoordelingsprocedure zelf versneld.

 

Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen projecten in gebieden voor de versnelde uitrol en de projecten in gebieden daarbuiten:

 

  • de gehele beoordelingsprocedure zal binnen de gebieden voor versnelde uitrol van hernieuwbare energie, worden uitgevoerd binnen een periode van maximaal :

    o   12 maanden voor projecten op land ;

    o   2 jaar als het project offshore is;

    o   6 maanden voor projecten voor de aanpassing van elektriciteitscentrales die hernieuwbare energiebronnen gebruiken, voor nieuwe installaties met een elektrisch vermogen van minder dan 150 kW, voor energieopslag op één locatie, met inbegrip van stroom- en thermische faciliteiten, en voor hun aansluiting op het net (remotoring).

  • de volledige beoordelingsprocedure zal buiten de gebieden voor versnelde uitrol van hernieuwbare energie, worden uitgevoerd binnen een periode van maximaal:

    o   2 jaar voor projecten op land;

    o   3 jaar als het project offshore is ;

    o   12 maanden voor projecten voor de aanpassing van elektriciteitscentrales die hernieuwbare energiebronnen gebruiken, voor nieuwe installaties met een elektrisch vermogen van minder dan 150 kW, voor energieopslag op één locatie, met inbegrip van stroom- en thermische faciliteiten, en voor hun aansluiting op het net.

 

Deze termijnen kunnen in bepaalde omstandigheden met 6 maanden worden verlengd.

 

Er wordt één enkel contactpunt opgezet om aanvragers door de vergunningsaanvraagprocedure te loodsen.

 

Aangezien de vaststelling van gebieden voor versnelde uitrol onderworpen is aan een milieueffectbeoordeling, overeenkomstig Richtlijn 2001/42/EG ("plannen en programma's"), zullen aanvragen met betrekking tot een project voor de productie van hernieuwbare energie binnen deze gebieden worden vrijgesteld van de verplichting om een effectbeoordeling op te nemen.

 

Buiten deze gebieden blijven de betrokken projecten onderworpen aan een effectbeoordeling.

3.      Vermoeden van hoger openbaar belang

 

In het kader van de vergunningsprocedures worden projecten voor hernieuwbare energie geacht van groot openbaar belang te zijn en in het belang van de volksgezondheid en veiligheid bij het afwegen van wettelijke belangen bij de toepassing van bepaalde andere wetgeving (zoals de regels voor een passende effectbeoordeling op Natura 2000-gebieden krachtens Richtlijn 92/43/EEG).

 

Dit vermoeden geldt ook voor de aansluiting van installaties voor hernieuwbare energie en opslag.

 

Het vermoeden kan worden weerlegd als er duidelijke aanwijzingen zijn dat het project in kwestie aanzienlijke negatieve milieueffecten zal hebben die niet kunnen worden verzacht of gecompenseerd. Bovendien kunnen lidstaten, indien de omstandigheden dit rechtvaardigen, besluiten om de toepassing van dit vermoeden te beperken.

 

Dit volgt op Verordening 2022/2577/EU van de Raad tot vaststelling van een kader om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen (RepowerEU), waarin dit vermoeden werd vastgesteld voor een beperkte periode (30 december 2022 tot 30 juni 2024) als reactie op de energiecrisis die door de oorlog in Oekraïne is veroorzaakt.

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer