sr.search

Twee nieuwe gronden voor ambtshalve doorhaling in de KBO

Ondernemingsrecht

De ambtshalve doorhaling van een onderneming in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) kan zeer verregaande gevolgen hebben en is uiteraard te vermijden. In deze nieuwsbrief geven we u een overzicht van de mogelijke gronden voor de ambtshalve doorhaling evenals de gevolgen ervan. De kernbepaling is art. III.42, §1 WER, dat sinds 21 december 2023 is uitgebreid met twee bijkomende gevallen waarin de beheersdienst van de Kruispuntbank van Ondernemingen kan overgaan tot ambtshalve doorhaling.

09 februari 2024


Contact

1.         Bestaande gronden tot ambtshalve doorhaling

De beheersdienst had reeds de bevoegdheid om over te gaan tot een ambtshalve doorhaling in vijf gevallen, met name wanneer:

  • de oprichter van een onderneming (natuurlijke persoon) minstens zes maanden overleden is,

  • de afsluiting van de vereffening van een rechtspersoon minstens drie maanden is uitgesproken,

  • het faillissement van een rechtspersoon minstens drie maanden is gesloten,

  • vennootschappen gedurende minstens drie opeenvolgende boekjaren niet hebben voldaan aan de verplichting tot neerlegging van hun jaarrekeningen,

  • de cumulatieve criteria van art. III.42, 5° WER vervuld zijn.  

 

2.         De twee nieuwe gronden tot ambtshalve doorhaling

 

De wetgever heeft hier bij Wet van 5 november 2023 houdende diverse bepalingen inzake economie (I) twee nieuwe gronden aan toegevoegd. Het gaat meer bepaald om:

1)   De doorhaling van nog actieve gegevens van entiteiten die opgehouden hebben te bestaan, naar aanleiding van een fusie of splitsing (art. III.42 §1, 3/1° WER)

 

De doorhaling heeft betrekking op actieve gegevens van entiteiten waarvoor een fusie of splitsing is ingeschreven in de KBO, op voorwaarde dat de fusie of splitsing ten minste drie maanden geleden van kracht is geworden. Het betreft fusies en splitsingen zoals gedefinieerd in de artikelen 12:2 tot 12:5 WVV. Deze maatregel beoogt de kwaliteit van de in de KBO opgenomen gegevens te verbeteren door te vermijden dat actieve gegevens gekoppeld blijven aan entiteiten die niet meer bestaan.

 

2)   De doorhaling van entiteiten die hun verplichtingen inzake het overmaken van informatie aan het register van uiteindelijke begunstigden (UBO-register) niet nageleefd hebben (art. III.42 §1, 6° WER)

 

De identificatie van uiteindelijke begunstigden en het verzamelen van die informatie in het UBO-register vormen een cruciale maatregel in de strijd tegen witwas. De wetgever heeft vastgesteld dat aanzienlijk veel informatieplichtigen hun verplichtingen niet naleven. Het nieuwe art. III.42 §1, 6° WER moet hen ertoe aanzetten om dit voortaan wel te doen.

 

 

De doorhaling heeft alleen betrekking op informatieplichtigen naar Belgisch recht die onder het WVV vallen, met uitsluiting van vennootschappen of constructies naar buitenlands recht die in België informatieplichtig zijn.  

De doorhaling kan plaatsvinden in de volgende drie situaties:

  • De onderneming heeft een administratieve sanctie ontvangen wegens het niet nakomen van haar UBO-verplichtingen en heeft nagelaten de gegevens te corrigeren of door te geven.

  • De onderneming heeft gedurende één jaar geen bevestiging gegeven met betrekking tot haar gegevens in het UBO-register.

  • De onderneming heeft geen informatie over de uiteindelijke begunstigden verstrekt en heeft gedurende minstens zeven jaar niets gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

 

3.         Gevolgen van een ambtshalve doorhaling

 

De doorhaling van een entiteit in de KBO heeft geen invloed op het bestaan van de vennootschap; zij behoudt haar rechtspersoonlijkheid en blijft houder van rechten en plichten.

 

Desalniettemin brengt de doorhaling wel aanzienlijke gevolgen met zich mee, namelijk:

 

  • Een strafrechtelijk gesanctioneerd verbod om de geschrapt verklaarde activiteiten uit te oefenen (art. XV.78 WER).

  • De bekendmaking van de doorhaling in het Belgisch Staatsblad, waardoor derden op de hoogte worden gebracht, hetgeen uiteraard de kredietwaardigheid niet ten goede komt.

  • De van ambtswege onontvankelijkverklaring van een ingestelde rechtsvordering wanneer de onderneming er niet in slaagt om te bewijzen dat ze op de datum van het inleiden van haar vordering was ingeschreven in de KBO of niet is ingeschreven in de KBO binnen de door de rechtbank gestelde termijn (art. III.26 WER).

 

Voor meer vragen over dit onderwerp kan u steeds terecht bij Sam Ledent en Reem Shehata.

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer