sr.search

Wat met uw schade na een jarenlange procedureslag voor de Raad van State?

Overheidspersoneel

Het Grondwettelijk Hof zet nogmaals de puntjes op de i: de stuitende werking geldt zowel voor de benadeelde als de begunstigde van een overheidsbeslissing.

03 mei 2021


Contact

De Raad van State is de rechter bij uitstek om de wettigheid te beoordelen van een overheidsbeslissing. In bepaalde gevallen zal een uitspraak evenwel onvoldoende herstel bieden of net schade doen ontstaan zodat een vordering tot schadeloosstelling aan de orde is. 

Meerdere personen kunnen schade lijden: de benadeelde van een overheidsbeslissing (bv. een kandidaat-militair die definitief mislukt wordt verklaard of een ambtenaar die een tuchtmaatregel opgelegd krijgt) alsook de begunstigde van een overheidsbeslissing wiens voordeel vernietigd wordt (bv. het benoemde personeelslid of de begunstigde van een milieuvergunning).

 Voor dergelijke vorderingen tot schadeloosstelling geldt een 5-jarige verjaringstermijn ingaande op het moment dat de beslissing wordt genomen.  In de praktijk is het mogelijk dat de Raad van State meer dan 5 jaar nodig heeft om uitspraak te doen waardoor het mogelijk was dat de verjaring reeds was ingetreden alvorens er uitspraak was. Om hieraan te remediëren werd art. 2244, §1 Oud B.W. aangevuld zodat een beroep tot vernietiging bij de Raad van State een stuitende werking heeft voor de vordering tot schadeloosstelling.

 Het Grondwettelijk Hof heeft de contouren van de stuitende werking evenwel (verder) scherp gesteld in een arrest van 11 februari 2021. Centraal stond de vraag wie het voordeel van de stuitende werking kan genieten: enkel de persoon die het beroep heeft ingesteld of ook diegene wiens nadeel door de nietigverklaring van de bestreden administratieve handeling pas duidelijk wordt na afloop van dat beroep? Anders gesteld: de benadeelde versus de begunstigde van een overheidsbeslissing.

 Vooreerst wordt in herinnering gebracht dat het gezag van gewijsde erga omnes moet worden toegekend aan vernietigingsarresten. De vernietiging geldt dus voor iedereen. Vervolgens oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 2244, §1 Oud B.W. de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt indien het voordeel van de stuitende werking niet eveneens geldt voor personen die benadeeld worden door de nietigverklaring van de bestreden beslissing.

 Voormeld arrest is van belang voor de begunstigde van een (onwettige) overheidsbeslissing. De vernietiging komt immers ten voordele van de benadeelde van een overheidsbeslissing. Het is de begunstigde van een overheidsbeslissing die benadeeld wordt door een vernietiging: de benoemde kandidaat, de begunstigde van een milieuvergunning of een stedenbouwkundige vergunning, de begunstigde van een vergunning voor het openen van een voor het publiek opengestelde apotheek,…

 Eerder werd het voordeel van de stuitende werking uitgebreid tot de gevallen waarin de Raad van State niet overgaat tot vernietiging. De stuitende werking geldt zodoende ongeacht de uitkomst: verwerping of vernietiging. Zo geldt de stuitende werking ook wanneer een beroep ingesteld tegen de benoeming van een andere kandidaat wordt afgewezen als onontvankelijk omdat het benoemde personeelslid inmiddels op rust werd gesteld.

 Het Grondwettelijk Hof lijkt de voorkeur te geven aan een zo ruim mogelijke toepassing van de stuitende werking van een beroep tot vernietiging ingesteld bij de Raad van State. Dit komt een effectieve rechtsbescherming jegens het bestuur ten goede. Dankzij het arrest van 11 februari 2021 (n° 21/2021) vallen de begunstigden van een (onwettige) overheidsbeslissing niet meer uit de boot.

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer