sr.search

Het concurrentieverbod … schaadt overdaad dan toch niet?

Ondernemingsrecht

04 maart 2015


Contact

Met een arrest van 23 januari 2015 heeft het Hof van Cassatie een decennia-oude discussie beslecht. In verschillende overeenkomsten, van de overdracht van internationale vennootschappen, over work for hire, licentie, distributie en franchise tot managementovereenkomsten voor kleine zelfstandigen, wordt gebruik gemaakt van niet-concurrentiebedingen. Verwijzend naar het geval dat aanleiding gaf tot het arrest, kan de overdracht van een onderneming dienen als voorbeeld. Daar wordt klassiek bedongen dat de verkoper de onderneming niet mag gaan beconcurreren. Dit leidt regelmatig tot discussies als (de koper meent dat) hij dat toch doet.

Bij de redactie van dergelijk beding, stellen zich steevast twee vragen. Hoe lang geldt de verbintenis en waar(voor) kan de koper haar inroepen? Dit zijn vragen naar de duur en naar de territoriale en materiële draagwijdte. Los van wat partijen daarover willen afspreken, is het cruciaal dat zij op beide punten 'redelijk' zijn. Elk niet-concurrentiebeding beperkt immers de vrijheid van ondernemen, zoals o.m. vastgelegd in artikel II.2 Wetboek economisch recht. Die vrijheid is – al sinds het Decreet D'Allarde van 1791 – een fundamentele waarde in ons rechtsbestel en daarom van openbare orde. Een beding dat hierin te ver gaat is dan ook nietig.

Het Hof van Cassatie bevestigde deze visie onder verwijzing naar de specifiek arbeidsrechtelijke wetgeving in een arrest van 3 februari 1971. Het Hof voegde hier echter aan toe dat het niet mogelijk is om het ongeldige beding gewoon te matigen. Het is die beslissing die voor heel wat onzekerheid zorgde. De redactie van een niet-concurrentiebeding werd zo immers een precaire evenwichtsoefening en een spel van alles of niets, waarbij men het niet-concurrentiebeding zo ruim mogelijk probeerde te formuleren, met als risico dat het hele beding voor niet-geschreven zou worden gehouden.

In de praktijk probeert men hier aan tegemoet te komen door de toevoeging van zgn. matigings- en/of deelbaarheidsclausules. Dergelijke clausules bepalen dat als (een deel van) een clausule nietig wordt bevonden, partijen in plaats daarvan gebonden zullen zijn door wat de wet maximaal toelaat. Verschillende auteurs verklaarden zich voorstander van deze praktijk en meenden dat dergelijke bedingen in principe uitwerking moesten krijgen. Daarbij werd dan wel telkens het caveat geformuleerd dat het Hof van Cassatie leek uit te gaan van de omgekeerde opvatting.

Thans is die ingrijpende nuance overbodig geworden. Het Hof van Cassatie heeft zich uitgesproken over een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Hof van Beroep in Gent. Dat laatste Hof had geweigerd een niet-concurrentiebeding met een duur van zeventien (!) jaar te matigen. In plaats daarvan werd het beding voor ongeschreven gehouden. Het steunde daarvoor op de absolute nietigheid, zoals die werd toegepast in het cassatiearrest van 3 februari 1971.

Het Hof van Cassatie wijst deze interpretatie af. Hierbij plaatst het Hof de bedoeling van partijen centraal. Het Hof stelt eerst dat de rechter de nietigheid van een beding kan beperken tot het met de wet strijdige gedeelte "op voorwaarde dat het voorbestaan van de gedeeltelijk vernietigde overeenkomst of beding beantwoordt aan de partijbedoeling". In een volgende stap citeert het Hof het in de overeenkomst ingeschreven beding. Het komt met die elementen tot het besluit dat de rechters in beroep gevolg hadden moeten geven aan "het verzoek van de eisers om de nietigheid van het niet-concurrentiebeding te beperken tot de overschrijding van de toegelaten duur".

Daarmee lijkt de eerdere onzekerheid van de baan. Een niet-concurrentiebeding dat niet meer redelijk is en bijgevolg nietig, kan gered worden met een matigingsclausule. De rechter zal namelijk rekening moeten houden met de bedoeling van partijen zoals die daaruit blijkt en het beding matigen in plaats van schrappen. Of deze beslissing kan worden doorgetrokken naar de gevallen waar er specifieke wettelijke bepalingen zijn (bijv. het arbeidsrecht) en wat het mededingingsrecht hieraan toe te voegen heeft, valt nog af te wachten. Voor de gevallen waar het gemeen recht toepassing vindt, is deze uitspraak alvast een verademing.

Voor meer info over dit specifieke onderwerp, kan u  Dave Mertens en Joost Van Riel (de auteurs) en Gwen Bevers (celhoofd) raadplegen.

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer