sr.search

Wijzigingen regelgeving procesvoering

Gerechtelijk Recht

02 januari 2013


De wetten op de elektronische procesvoering van 10 juli 2006 (1) en 5 augustus 2006 (2) treden gedeeltelijk in werking op 1 januari 2013. 1. Elektronische procesvoering De titel van hoofdstuk VII. "Betekening en kennisgeving" van het eerste deel van het Gerechtelijk Wetboek wordt gewijzigd naar "Betekeningen, kennisgevingen, neerleggingen en mededelingen". Het artikel met betrekking tot de betekening en kennisgeving wordt aangevuld (art. 32 Ger.W.; art. 3 Wet 5 augustus 2006). De betekening is de afgifte van een origineel of een afschrift van de akte en geschiedt bij gerechtsdeurwaardersexploot of, in de gevallen die de wet bepaalt, in de vormen die deze voorschrijft. De kennisgeving is de toezending van een akte van rechtspleging in origineel of in afschrift en geschiedt langs de postdiensten of per elektronische post aan het gerechtelijk elektronisch adres of, in de gevallen die de wet bepaalt, per fax of in de vormen die de wet voorschrijft. De inwerkingtreding van de overige bepalingen over de elektronische neerleggingen, mededelingen en betekeningen (o.a. de nieuwe artikels 32bis en 42bis Ger.W.) wordt echter uitgesteld tot 1 januari 2015 of een eerdere door de Koning te bepalen datum. 2. Vrijwillige verschijning Het proces-verbaal van vrijwillige verschijning wordt vervangen door een verzoekschrift (art. 706 Ger.W., art. 11 Wet elektronische procesvoering 10 juli 2006). Het verzoekschrift moet op straffe van nietigheid zijn ondertekend en gedagtekend. Het nieuwe artikel 706 Ger.W. kan zo worden geïnterpreteerd dat de partijen het zelf dienen te ondertekenen. Het verzoekschrift wordt neergelegd ter griffie of per aangetekende brief aan de griffie gericht. De neerlegging van het verzoekschrift ter griffie of de verzending per aangetekende brief geldt als betekening. Het verzoekschrift wordt op de rol ingeschreven nadat, in voorkomend geval, de rolrechten zijn betaald. Ingeval de partijen of een van hen in het verzoekschrift daarom verzoeken, of wanneer de rechter het noodzakelijk acht, bepaalt deze laatste een zitting binnen vijftien dagen te rekenen van de neerlegging van het verzoekschrift. De partijen en, in voorkomend geval, hun raadsman worden dan door de griffier opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt bij gewone brief. 3. Inschrijving op de rol. De inschrijving op de rol kan voortaan ook op overlegging van een door de gerechtsdeurwaarder voor eensluidend verklaard afschrift van het exploot van dagvaarding (art. 718 Ger.W., art. 14 Wet elektronische procesvoering 10 juli 2006). 4. Dossier van rechtspleging De inhoud van het dossier van rechtspleging bevat voortaan ook: de beslissingen die in de zaak zijn gewezen (niet enkel afschriften), de inventaris van de stavingstukken van iedere partij en het ontvangstbewijs van neerlegging van de geïnventariseerde stavingstukken (art. 721 Ger.W., art. 24 Wet elektronische procesvoering 10 juli 2006). 5. Mededeling van stukken en inhoud conclusies De titel en art. 736 m.b.t. de mededeling van de stukken wordt gewijzigd naar de "mededeling" ervan i.p.v. vroeger de "overlegging" (art. 17 Wet elektronische procesvoering 10 juli 2006). Bij elke mededeling van stukken door neerlegging ter griffie moet een inventaris worden neergelegd (art. 737 Ger.W., art. 18 Wet elektronische procesvoering 10 juli 2006). Voor de verplichting om de stukken terug te geven uiterlijk binnen de termijn die hun is gesteld om conclusie te nemen, werd een uitzondering voorzien voor de elektronische mededeling (art. 739 Ger.W., art. 19 Wet elektronische procesvoering 10 juli 2006). De partijen moeten samen met hun conclusies ter griffie ook een inventaris van de medegedeelde stukken neerleggen (art. 742 Ger.W., zoals reeds vroeger bepaald in art. 743, tweede lid Ger.W., art. 20 Wet elektronische procesvoering 10 juli 2006). De partijen vermelden in hun conclusie hun naam, voornaam en woonplaats (zoals reeds bepaald in art. 744 Ger.W.) of gerechtelijk elektronisch adres, alsmede het rolnummer van de zaak (art. 743 Ger.W., art. 21 Wet elektronische procesvoering 10 juli 2006). Rechtspersonen doen blijken van hun identiteit door opgave van hun benaming, hun rechtskarakter en hun maatschappelijke zetel. De conclusies moeten worden ondertekend door de partijen of door hun raadsman. 6. Proces-verbaal van de zitting De vermeldingen die de griffier moet opnemen op het door hem of haar op te stellen proces-verbaal van de zitting (vroeger zittingsblad), worden aangevuld (art. 783 Ger.W., art. 22 Wet elektronische procesvoering 10 juli 2006): 1. de behandelde zaak, met opgave van het nummer van de zaak en van de namen van de partijen en van hun advocaten; 2. de datum en het uur waarop de zaak werd behandeld; 3. de naam van de rechters die de zitting bijwonen; 4. de door de wet voorgeschreven en verrichtte proceshandelingen; 5. alle vaststellingen die nodig zijn om na te gaan of de substantiële en op straffe van nietigheid voorgeschreven pleegvormen werden nageleefd. De rechter die de zitting heeft voorgezeten, ziet het proces-verbaal van de zitting na en ondertekent het samen met de griffier. De vermeldingen op het proces-verbaal van de zitting zijn authentiek en hebben bewijskracht zolang zij niet van valsheid zijn beticht. In verschillende artikelen worden de woorden "het zittingsblad” met de nodige aanpassingen vervangen door de woorden “het proces-verbaal van de zitting" (artikelen 639, tweede lid, 674bis, § 6, 729, 730, § 2, tweede lid, 734, 735, 766, 767, § 2, 769, 770, 783, 789, en 1289bis Ger.W., art. 24 Wet elektronische procesvoering 10 juli 2006). In artikel 788, eerste lid Ger.W. vervallen de woorden “zittingsbladen of de” (art. 25 Wet elektronische procesvoering 10 juli 2006). 7. Ongeldigheid rechtshandelingen In alle gevallen waarin de ondertekening vereist is voor de geldigheid van een proceshandeling kan het gebrek van de handtekening worden geregulariseerd ter zitting of binnen een door de rechter vastgestelde termijn (art. 863 Ger.W., art. 23 Wet elektronische procesvoering 10 juli 2006). 8. Uitstel inwerkingtreding overige artikelen De artikelen 2 tot 10, 12, 13, 15 en 26 tot en met 38 van de Wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering, treden in werking op 1 januari 2015. Ook de artikelen 4 tot 15 van de Wet van 5 augustus 2006 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de elektronische procesvoering, treden in werking op 1 januari 2015. De Koning kan voor iedere bepaling een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan 1 januari 2015. (1) Art. 39 Wet 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering, BS 7 september 2006, gewijzigd bij art. 16 Wet 27 december 2012 houdende diverse bepalingen, inzonderheid betreffende justitie (1), BS 31 december 2012. (2) Art. 16 Wet 5 augustus 2006 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de elektronische procesvoering, BS 7 september 2006, gewijzigd bij art. 35 Wet 27 december 2012 houdende diverse bepalingen betreffende justitie (1), BS 31 december 2012.

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer