sr.search

Het moment van waardering van de aandelen in het kader van de geschillenregeling

Ondernemingsrecht

13 september 2011


Contact

In praktijk is het steeds denkbaar dat een conflict bestaat tussen de aandeelhouders van een vennootschap.  Deze onenigheid kan op diverse manieren opgelost worden.  Eén van de mogelijkheden is de geschillenregeling.  Bij de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid ligt deze techniek vervat in art. 334 en volgende van het Wetboek van vennootschappen.  Voor de naamloze vennootschappen is de geschillenregeling terug te vinden in art. 635 en volgende van het Wetboek van vennootschappen. De geschillenregeling omvat grosso modo twee zaken: de uitsluiting en de uittreding.  De uitsluiting betreft het recht voor een aandeelhouder om, onder bepaalde voorwaarden, de gedwongen overdracht van alle aandelen van een andere aandeelhouder te eisen.  Bij de uitsluiting ligt de nadruk op het vennootschapsbelang.  De uittreding daarentegen houdt het recht in voor een aandeelhouder om de gedwongen overname van al zijn aandelen door een andere aandeelhouder te eisen.  Bij de uittreding ligt de focus echter op het belang van de uittredende aandeelhouder.  In de beide hypothesen is een gegronde reden vereist.  Het uiteindelijke gevolg van deze techniek is de partiële ontbinding van de vennootschap ten aanzien van de uitgesloten of uitgetreden aandeelhouder. Eén van de vragen bij de toepassing van deze techniek is het probleem van de waardering van de desbetreffende aandelen.  Krachtens art. 338 en art. 640 W. Venn. stelt de voorzitter van de rechtbank van koophandel de prijs van de aandelen vast.  De rechter oordeelt soeverein over de waardering ervan en is derhalve niet gebonden aan statutaire of contractuele clausules van prijsbepaling.  Eventueel kan de rechter hiervoor een deskundige aanstellen.  De waardebepaling van de aandelen moet gebeuren op basis van het gewogen gemiddelde  van de vermogens- en rendementswaarde.  Uiteraard dient men rekening te houden met de bestaande vorderingen tussen de aandeelhouders en jegens de vennootschap.  De raming moet gebeuren met het oog op continuïteit.  De rechter mag geen rekening houden met de invloed van het gedrag van de partijen op de toestand die tot het instellen van de vordering heeft geleid en op de heropleving van de vennootschap. Cruciaal hierbij is tevens de vraag naar het moment waarop de waardebepaling dient te gebeuren.  Volgens het Hof van Cassatie wordt de peildatum soeverein vastgesteld door de feitenrechter.  In de rechtspraak bestaan hierover verschillende visies.

• De datum waarop de gegronde redenen zich voor het eerst hebben voorgedaan. • De datum van de oprichting van de (concurrerende) vennootschap. • De datum van de dagvaarding. • De datum van het inleiden van de vordering. • De datum van de uitspraak. • De datum van overdracht van de aandelen.

De laatste visie is onlangs bevestigd door het Hof van Cassatie.  In een arrest van 9 december 2010 omtrent de uitsluiting van een aandeelhouder stelt het Hof uitdrukkelijk dat “de waarde van de aandelen moet worden geraamd op het tijdstip waarop de rechter de overdracht ervan beveelt, aangezien het recht op betaling van de prijs van de aandelen ontstaat op het tijdstip van de eigendomsoverdracht ervan.”  Deze stelling voor het voorliggende probleem valt ten zeerste toe te juichen, aangezien de betrokken oplossing het best overeenstemt met de werkelijkheid.

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer