sr.search

De reglementering betreffende de beroepsbekwaamheid in België: het einde van de discriminatie ten aanzien van de Europese landen maar niet tussen de Gewesten ?

Privaat Bouwrecht

De programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap heeft bepaald over welke ondernemersvaardigheden KMO’s, Gewest per Gewest, moesten beschikken. Het koninklijk besluit van 29 januari 2007 betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten van het bouwvak en van de elektrotechniek, alsook van de algemene aanneming, heeft (onder andere) de beroepsbekwaamheid gepreciseerd die vereist is voor de uitoefening van ruwbouwactiviteiten.

15 december 2023


Contact

De voornoemde reglementering is thans nog steeds van toepassing in het Waalse Gewest evenals in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het voornoemde koninklijk besluit van 29 januari 2007 werd voor het Vlaamse Gewest echter afgeschaft door een besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2018. Vermits het gaat om een gewestelijke materie (Werk, Economie, Innovatie en Sport), kon het Vlaamse Gewest haar bevoegdheid uitoefenen. De reden voor deze afschaffing sluit aan bij de Europese richtlijn 2005/36 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. Deze richtlijn is gestoeld op het beginsel van het vrije verkeer van diensten. Vestigingsvoorwaarden, zoals beroepskwalificaties, zijn enkel en alleen toegelaten indien ze noodzakelijk zijn voor het openbaar belang. Is dat niet het geval, dan gelden vestigingsregels niet voor onderdanen van andere Lidstaten van de EU die zich in België wensen te vestigen. In de praktijk betekent dit dat Belgische ondernemers een erkende beroepskwalificatie moeten bezitten om hun beroep in België uit te oefenen maar dat ondernemers uit andere landen van de EU niet hieraan moeten voldoen. Om een einde te stellen aan deze « discriminatie » werd het voornoemde besluit van de Vlaamse Regering aangenomen. In het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gebeurde dit niet.

In Vlaanderen is een aannemer dus niet meer verplicht houder te zijn van een getuigschrift van beroepsbekwaamheid om ruwbouwwerken uit te voeren. De vraag die zich onmiddellijk stelt, is die van de territoriale aanknopingsfactor : is dat de zetel van de onderneming of de plaats van uitvoering van de werken? Met andere woorden, kan een aannemer wiens zetel in Vlaanderen gevestigd is, zich beroepen op de regel die van toepassing is in zijn gewest om in Brussel zonder getuigschrift te werken? Is een Waalse of Brusselse aannemer die geen getuigschrift bezit, hoewel dit vereist is in zijn gewest, de enige die niet in Vlaanderen mag werken zonder getuigschrift ? Of moet, daarentegen, een Vlaamse aannemer die vrijgesteld is van een getuigschrift om in het Vlaamse Gewest, er wel één voorleggen om een werf in Wallonië te kunnen uitvoeren ?

Door de onduidelijkheid van de teksten kan men hierop geen sluitend antwoord geven. Zo preciseerde de voornoemde programmawet van 1998 dat de getuigschriften waaruit blijkt dat aan de gestelde eisen inzake ondernemersvaardigheden is voldaan, afgeleverd worden door de Kamers van Ambachten en Neringen. Artikel 12 van de programmawet gaf aan dat het getuigschrift in kwestie afgeleverd wordt door het bureau van de Kamer van Ambachten en Neringen van de provincie « waar de beroepswerkzaamheid voor het eerst zal worden uitgeoefend, hetzij bij een erkend centrum voor de begeleiding van en de administratieve vereenvoudiging voor de KMO's gevestigd in deze provincie », hetgeen een expliciete verwijzing vormt naar de plaats van uitvoering van de prestaties (de werf). Het koninklijk besluit van 29 januari 2007 geeft evenwel aan dat de praktijkervaring van het (zelfstandige) ondernemingshoofd wordt bewezen met « de inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen ». Men zou dus kunnen argumenteren dat het adres van de vennootschap de toepasselijke reglementering (en de noodzaak om al dan niet in het bezit te zijn van een getuigschrift) bepaalt, hoewel de teksten niet uitdrukkelijk hiernaar verwijzen. Wij menen dat de verwijzing naar het begrip « vestiging » doet denken dat het de gebruikelijke plaats van activiteit is die bedoeld wordt en dat deze verondersteld zou worden overeen te stemmen met het gewest waarin de zetel van de onderneming zich bevindt.

Op basis van de reglementering die thans in België van toepassing is, bestaat er dan ook een belangrijk verschil in behandeling tussen ondernemers en een aanzienlijke rechtsonzekerheid, want de vage reglementering verhindert een efficiënte bescherming van de consumenten en bouwheren die in zee moeten gaan met aannemers die aan geen enkele toegangsvoorwaarde tot het beroep onderworpen zijn, als ze in Vlaanderen gevestigd zijn. Laten we niet vergeten dat indien de toegangsvoorwaarden tot het beroep niet vervuld zijn, het contract dat met de aannemer afgesloten wordt, absoluut nietig zal zijn. We benadrukken ook nog dat op Europees niveau, elke Europese onderneming de mogelijkheid heeft om haar algemeen aannemingsberoep in België uit te oefenen, zonder een getuigschrift nodig te hebben, dit in tegenstelling tot Waalse en Brusselse aannemers.

Vijf jaar na het besluit van de Vlaamse Regering, zijn de Waalse en Brusselse Regering hierin nog niet gevolgd voor wat betreft de toegang tot het beroep. Deze vaststelling zet aan tot reflectie, zowel voor wat betreft de scheeftrekking van de markt waartoe een dergelijke situatie kan leiden als voor wat betreft het te rechtvaardigen en evenredige karakter van de discriminatie die eruit voortvloeit.

Voor meer informatie over dit onderwerp, kan u steeds contact opnemen met Sébastien Leroy en Melissa Olivotto.

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer