sr.search

Aansprakelijkheid zaakvoerder voor sociale bijdragen na faillissement

Ondernemingsrecht

21 november 2014


Contact

Het Grondwettelijk Hof heeft zich recent gebogen over de aansprakelijkheid van de zaakvoerder indien zijn vennootschap na faillissement nog sociale bijdragen verschuldigd is. Artikel 265, § 2 van het Wetboek Vennootschappen voorziet in een dergelijke aansprakelijkheid als de zaakvoerder het faillissement heeft veroorzaakt door zijn grove fout of als hij in de voorbije vijf jaar al betrokken was bij twee andere faillissementen. De aansprakelijkheid kan dan worden ingeroepen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) zelf of door de curator.   Deze foutloze aansprakelijkheid werd ingevoerd om in te gaan tegen de praktijk waarin zaakvoerders daaraan trachtten te ontsnappen door achtereenvolgens verschillende vennootschappen failliet te laten gaan. De kritiek op deze aansprakelijkheid was, terecht, dat ook de bonafide zaakvoerders op die manier aansprakelijk zouden kunnen worden gesteld.   Het is in een dergelijke situatie dat vorig jaar een vraag rees voor de Rechtbank van Koophandel  te Antwerpen. Daar was de aansprakelijkheid in het geding van een zaakvoerder die betrokken was bij de eerdere faillissementen van twee verbonden vennootschappen die aanvankelijk ook samen waren opgericht. Omdat hij bij die faillissementen te goeder trouw was, werd het Grondwettelijk Hof gevraagd of de gelijke behandeling met malafide zaakvoerders niet in strijd was met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel.   In zijn arrest van 8 mei 2014 benadrukt het Hof dat de wetgever de malafide praktijk van opeenvolgende faillissementen voor ogen had. Het Hof erkent daarbij dat de curator en de RSZ-administratie in deze context een belangrijke appreciatiebevoegdheid hebben. Zij zijn namelijk niet verplicht een dergelijke vordering in te stellen. Dat blijkt ook uit de tekst van de wet, die bepaalt dat zaakvoerders aansprakelijk kunnen worden gesteld.   Diezelfde appreciatiebevoegdheid komt volgens het Hof ook toe aan de rechter. Bij het beoordelen van de aansprakelijkheid, moet de rechter nagaan of de beschreven malafide praktijk zich in werkelijkheid heeft voltrokken. Daarnaast dient hij bij de beoordeling van de omvang van de aansprakelijkheid rekening te houden met de goede trouw van de zaakvoerder in kwestie.   Het Hof besluit dat artikel 265, § 2 van het Wetboek Vennootschappen alleen in die specifieke interpretatie in overeenstemming is met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Op die manier mildert het arrest de objectieve of foutloze aansprakelijkheid die het wetsartikel creëert. Deze uitspraak ligt in de lijn van een eerder arrest van het Hof inzake de aansprakelijkheid van bestuurders van een NV in een gelijkaardige situatie.   Samenvattend wordt de aansprakelijkheid van de zaakvoerder zo terecht beperkt tot de malafide zaakvoerders die de wetgever voor ogen had.

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer