Rechtbank van koophandel bevoegd voor geschillen met advocaten(vennootschap). Volgen de architecten(vennootschappen)?

Met de wet van 26 maart 2014 "met het oog op de toekenning van bevoegdheid aan de natuurlijke rechter in diverse materies" werd de bevoegdheid van de rechtbank van koophandel uitgebreid.

Artikel 573, 1° van het Gerechtelijk Wetboek voorziet thans dat de rechtbank van koophandel kennis neemt van geschillen tussen "ondernemingen, namelijk tussen alle personen die op een duurzame wijze een economisch doel nastreven, die betrekking hebben op een handeling welke is verricht in het kader van de verwezenlijking van dat doel". 

Na deze wetswijziging ontstond discussie over de vraag of de nieuwe uitgebreide bevoegdheid van de rechtbank van koophandel zich tevens uitstrekt tot geschillen inzake vrije beroepen. Deze kwestie werd in een geschil met een advocatenvennootschap op 21 november 2014 behandeld door de Arrondissementsrechtbank West-Vlaanderen, afdeling Brugge^[1].

De rechtbank besluit dat een vennootschap die wordt opgericht met als doel het verlenen van diensten door advocaten op duurzame wijze een economisch doel nastreeft en aldus een onderneming is in de zin van artikel 573, 1° van het Gerechtelijk Wetboek. Het feit dat de vennoten en medewerkers van deze vennootschap beoefenaars zijn van een vrij beroep (advocatuur) doet hieraan volgens de rechtbank geen afbreuk. De rechtbank stelt vast dat artikel 573, 1° van het Gerechtelijk Wetboek de beoefenaars van een vrij beroep niet uitsluit en oordeelt dat deze eveneens te beschouwen zijn als ondernemingen in de zin van voormelde bepaling.

Of deze rechtspraak ook kan worden doorgetrokken naar architecten(vennootschappen) is nog geen uitgemaakte zaak. Sommige rechtsleer blijft op dit punt wat terughoudend en huldigt nog steeds de leer dat hiervoor de rechtbank van eerste aanleg bevoegd is. De vraag is of deze visie kan worden aangehouden. Mogelijk kan voormelde uitspraak hierin tot een kentering leiden.

^[1] Arrondrb. West-Vlaanderen, afdeling Brugge 21 november 2014, NjW 2015, 463.

Voor meer info over dit specifieke onderwerp, kan u  Maarten Somers en Evelyn Put (de auteurs) raadplegen.