sr.search

Nieuwe uitvoeringsregels overheidsopdrachten – deel 1: inleiding, onvoorziene omstandigheden

Overheidsopdrachten

09 september 2013


Contact

Zoals reeds aangekondigd in onze eerdere nieuwsflashes zijn de nieuwe regels inzake uitvoering van overheidsopdrachten in werking getreden voor de opdrachten die vanaf 1 juli 2013 gepubliceerd worden (of hadden moeten worden). Het Koninklijk Besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken (hierna AUR 2013) bepaalt de contractuele verhoudingen tussen de opdrachtnemer en de aanbestedende overheid en vervangt het Koninklijk Besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken (hierna AUR 1996) met de bijlage bij dit besluit, de welbekende Algemene aannemingsvoorwaarden voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en voor de concessies voor openbare werken (hierna AAV 1996). In deze en volgende nieuwsflashes wordt AUR 2013 tijdens de komende maanden besproken en dit aan de hand van een vergelijking met AUR 1996 en AAV 1996. In dit eerste deel worden hierna enerzijds de structuur van AUR 2013 evenals een bespreking van de klachten en verzoeken wegens "onvoorziene omstandigheden" behandeld.  

I. Structuur

De reglementaire uitvoeringsregels van 1996 van de overheidsopdrachten werden op inhoud en vorm herzien. AUR 2013 voegt de bepalingen van het voornoemd koninklijk besluit en de bijlage uit 1996 (AUR 1996 en AAV 1996) samen tot één tekst. De structuur is aangepast. Zowel de volgorde van de bepalingen als de nummering werden gewijzigd. Sommige bepalingen zijn gewijzigd, andere aangevuld en nog andere behouden. Voor bepaalde onderdelen is een nieuwe regeling uitgewerkt. De AUR 1996 bevatten bepalingen over de toepasselijkheid van de AAV 1996 (art. 3), bepaalde betalingsmodaliteiten, voorschotten en herziening van de prijs van de onderaannemingscontracten (art. 4 – 6), de wijziging van de opdracht (art. 7 - 8), enkele "diverse" bepalingen (art. 9 – 10) en aanvullende uitvoeringsregels in verband met de promotieovereenkomst (art. 11 – 27) en de concessie van openbare werken (28 – 40). De AAV 1996, bijlage bij AUR 1996, zijn ingedeeld in een hoofdstuk I Gemeenschappelijke bepalingen voor alle opdrachten (art. 1 – 23) en een hoofdstuk II Bijzondere bepalingen voor de opdrachten van werken en concessies voor openbare werken (art. 24 – 48), leveringen (art. 49 – 67) en diensten (68 - 75). De AUR 2013 zijn ingedeeld in zes hoofdstukken, met name hoofdstuk I Algemene bepalingen (art. 1 – 9), hoofdstuk II Gemeenschappelijke bepalingen opdrachten voor werken, leveringen en diensten (art. 10 – 73), hoofdstuk III Specifieke bepalingen opdrachten voor werken en de promotieopdrachten van werken (art. 74 – 103), hoofdstuk IV Specifieke bepalingen concessies voor openbare werken (art. 104 - 114), hoofdstuk V Specifieke bepalingen opdrachten voor leveringen (art. 115 – 144) en hoofdstuk VI Specifieke bepalingen opdrachten voor diensten (art. 145 – 160).  

II. Klachten en verzoeken wegens onvoorzienbare omstandigheden (art. 56 AUR 2013) - (art. 16, §2 AAV 1996)

Het kernartikel 16, § 2 AAV 1996 werd in artikel 56 AUR 2013 grondig aangepast. Het volgende blijft gehandhaafd : in principe heeft de opdrachtnemer geen recht op enige wijziging van de contractuele voorwaarden wegens onverschillig welke omstandigheden waaraan de aanbestedende overheid vreemd is. Toch kan de opdrachtnemer wanneer de aanneming vertraging oploopt en/of wanneer hij een zeer belangrijk nadeel heeft geleden door omstandigheden te doen gelden, die hij redelijkerwijze niet kon voorzien bij het indienen van de offerte of de sluiting van de opdracht, die hij niet kon ontwijken en waarvan hij de gevolgen niet kon verhelpen niettegenstaande hij al het nodige daartoe heeft gedaan de aanbestedende overheid verzoeken:  

  • om een verlenging van de uitvoeringstermijn, of,
  • een herziening van de overeenkomst,
  • een verbreking van de overeenkomst.

Nieuw in de AUR 2013 zijn de volgende vier paragrafen. De drempel van het zeer belangrijke nadeel wordt door art. 56 AUR 2013 vastgesteld op 2,5 percent van het initiële opdrachtbedrag in tegenstelling tot art. 16, §2 AAV 1996 waarbij het criterium van een zeer belangrijk nadeel een feitelijke appreciatie is en moet opgevat worden als een uitzondering op het feit dat overheidsopdrachten op forfaitaire basis worden gegund. Luidens art. 56 AUR 2013 zal deze drempel in elk geval bereikt zijn vanaf een nadeel van 100.000,00 EUR. Dit percentage zou volgens het Verslag aan de Koning kunnen voortvloeien uit verscheidene omstandigheden die elk apart de drempel van 2,5% niet halen, maar deze drempel wel halen door de samenvoeging ervan. In geval van herziening van de opdracht in de vorm van een schadevergoeding wordt een franchise toegepast van 17,5 percent van het vastgelegde nadeel. Deze franchise bedraagt maximaal 20.000 EUR. De opdrachtnemer kan het in gebreke blijven van een onderaannemer slechts aanvoeren in zoverre deze zich kan beroepen op omstandigheden die de opdrachtnemer zelf had kunnen inroepen indien hij zich in een gelijkaardige toestand zou hebben bevonden. De omvang van het geleden nadeel wordt uitsluitend beoordeeld op basis van de elementen die eigen zijn aan de opdracht in kwestie.

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer