Nieuwe bevoegdheden rechtbank van koophandel en vredegerecht

Met ingang van 1 juli 2014 hebben de rechtbanken van koophandel en de vrederechters een aantal nieuwe bevoegdheden gekregen.   Voor de rechtbanken van koophandel is de belangrijkste wijziging dat hun bevoegdheid om te oordelen over geschillen tussen “handelaars” werd uitgebreid tot “ondernemingen”, en dit ongeacht het bedrag van het geschil. Dit zijn dan geschillen “tussen alle personen die op duurzame wijze een economisch doel nastreven, die betrekking hebben op een handeling welke is verricht in het kader van de verwezenlijking van dat doel en die niet onder de bijzondere bevoegdheid van andere rechtscolleges vallen.” Concreet omvat het ruimere begrip “onderneming” naast de “handelaars” o.m. ook vrijeberoepsbeoefenaars.   De vrederechter verliest hierdoor een deel van zijn algemene bevoegdheid om te beslissen over commerciële geschillen die het bedrag van 2.500 EUR niet te boven gaan. Enkel een particulier (niet-onderneming) heeft nog de keuze om dergelijk geschil voor de vrederechter te brengen. Een beding dat hem die vrije keuze ontneemt en dat is opgesteld voor dat het geschil ontstaan is, is nietig.   De procedure van summiere rechtspleging om betaling te bevelen (art.1388 Ger.W.) behoort thans ook tot de bevoegdheid van de rechtbank van koophandel. Deze eenvoudige en snelle procedure tracht het voor schuldeisers gemakkelijker te maken om kleine schulden te innen en behoorde tot voor kort tot de bevoegdheid van de vrederechter.   Ook de vrederechters krijgen een nieuwe bevoegdheid. Vrederechters zijn voortaan bevoegd om te beslissen over alle vorderingen door leveranciers van nutsvoorzieningen zoals elektriciteit, water of gas tegen natuurlijke personen die in gebreke blijven te betalen, ongeacht het bedrag van het geschil. De rechtbank van eerste aanleg verliest daardoor de bevoegdheid om te beslissen in dit soort geschillen vanaf 2.500 EUR. De vrederechter van de woonplaats van de natuurlijke persoon in kwestie is territoriaal bevoegd.   Voor zaken die voor 1 juli 2014 aanhangig zijn gemaakt verandert er niets. Zij worden verder behandeld door de rechtbank die daarvoor bevoegd was op de op dat moment geldende bepalingen.