sr.search

Nieuwe wet handelspraktijken

Distributierecht & Marktpraktijken

26 april 2010


Tijs Laurens Op 12 april 2010 werd in het Belgisch Staatsblad de nieuwe “Wet betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming” (WMPC) gepubliceerd, de opvolger van de Wet op de Handelspraktijken en Consumentenbescherming (WHPC) van 14 juli 1991. De wet treedt in werking op 12 mei 2010, dertig dagen na publicatie. Hieronder worden de belangrijkste wijzigingen kort overlopen. Hierbij is gekozen voor een praktische insteek. Structuur en definities De ganse structuur van de oude WHPC is omgegooid. Zo worden alle definities in de nieuwe wet vooraan geplaatst, in artikel 2. Dat is een onmiskenbare verbetering. In de oude WHPC waren definities vaak kriskras verspreid over de gehele tekst. Sommige begrippen werden meermaals op een andere manier gedefinieerd, afhankelijk van het hoofdstuk waarin ze vermeld werden. In de nieuwe WMPC worden een aantal definities hervormd. Zo is het begrip “verkoper” vervangen door het algemenere “onderneming”. Let wel: de vrije beroepen vallen niet onder het toepassingsgebied van de WMPC. Ook nieuw is dat een rechtspersoon niet meer als consument kan worden beschouwd. Helaas is er bij de wettekst geen concordantietabel gevoegd; een overzicht van de hernummerde artikelen. Zelfs voor de doorgewinterde praktijkjurist is het vooralsnog zoeken geblazen. Gezamenlijk aanbod/Koppelverkoop Wellicht de belangrijkste en meest opvallende wijziging door de WMPC is de afschaffing van het algemeen geformuleerde verbod op het gezamenlijk aanbod – vaak verkeerdelijk koppelverkoop genoemd. Het verbod wordt beperkt tot “het gezamenlijk aanbod (…) waarvan minstens één bestanddeel een financiële dienst is”. Met financiële dienst wordt bedoeld: “iedere dienst van bancaire aard of op het gebied van kredietverstrekking, verzekering, individuele pensioenen, beleggingen en betalingen”. Met deze bepaling wordt in de praktijk bizar genoeg een verbodsbepaling toegevoegd in plaats van afgeschaft. Het Europees Hof van Justitie had reeds in zijn arrest van 23 april 2009 geoordeeld dat de Belgische wetgeving inzake het gezamenlijk aanbod strijdig is met de Europese Regelgeving, meer bepaald richtlijn 2005/29/EG. Dit arrest had het praktische toepassingsgebied van het verbod op gezamenlijk aanbod quasi geheel uitgehold. Dat er sinds april 2009 GSM-toestellen te koop zijn voor 1,00 EUR, mits aanschaf van een GSM-abonnement, is een rechtstreeks gevolg van dit arrest. Het verbod op gezamenlijk aanbod inzake financiële diensten vormt aldus een nieuwe verbodsbepaling op een praktijk die voorheen in se niet verboden was. Benadrukt dient te worden dat een gezamenlijk aanbod in bepaalde omstandigheden nog steeds niet is toegestaan. Een gezamenlijk aanbod kan immers strijdig zijn met andere regelgeving, bijvoorbeeld inzake misleidende reclame, verkoop met verlies of misbruik van machtspositie. De sperperiode, solden en prijsverminderingen In diverse media werd als gevolg van de nieuwe wetgeving de aanpassing van de sperperiode benadrukt. Ook deze aanpassing zal uiterst zichtbaar zijn in het straatbeeld. De wetgever heeft hierbij een compromis gezocht tussen de vrije concurrentie en de bescherming van kleinere winkeliers. Het resultaat is vis noch vlees. Vooreerst wordt de sperperiode beperkt tot de sectoren kleding, lederwaren en schoenen. De sperperiodes gaan in op resp. 6 december en 6 juni – voorheen was dat drie weken vroeger –telkens tot de eerste dag van de soldenperiode. Voor en tijdens de sperperiode zijn in principe enkel “aankondigingen van prijsverminderingen” die uitwerking hebben tijdens de sperperiode verboden. Prijsverminderingen op zich zijn toegestaan. Het is enkel de aankondiging ervan die verboden. Het begrip aankondiging wordt in de nieuwe WMPC niet gedefinieerd. Teneinde een en ander te interpreteren, lijkt het dat moet worden teruggegrepen naar de rechtspraak onder de oude WHPC. Deze stelde dat om van “aankondigingen van prijsverminderingen” te spreken zowel de aankondiging als de prijsvermindering een “publiek karakter” moesten hebben. Een publiek karakter is “de omstandigheid dat de verkoper zich richt tot hetzij de consumenten in het algemeen, hetzij zijn bestaande cliënteel of een categorie daarvan” (Cass. 30 november 2004, www.cass.be). Een door een verkoper aan een consument toegekende mondelinge korting valt hier niet onder en lijkt bijgevolg ook tijdens de sperperiode toegestaan. Anderzijds wordt het verbod op de “suggestie van prijsvermindering” afgeschaft. Het gebruik van lege etalages, naakte etalagepoppen, bepaalde woorden (“stuntprijzen”, “einde reeks”, “alles moet weg”) tijdens de sperperiode lijkt dus eveneens toegestaan. Eén en één is twee – de sperperiode verwordt zo tot een lege doos. Bovendien geldt de sperperiode niet tijdens braderieën, ofwel “occasionele handelsmanifestaties, die maximum vier dagen duren en die maximum eenmaal per jaar worden georganiseerd door de plaatselijke verenigingen van ondernemingen of met hun medewerking.” U weet wat te doen in de vier dagen voorafgaand aan 1 juli. De Raad van State was in haar voorafgaand advies bij deze wettekst ronduit vernietigend. Zij stelde terecht dat de “aankondiging van een prijsvermindering”, overeenkomstig de EU-consumentenrichtlijn 2005/29/EG, niet onderworpen mag zijn aan strengere regelgeving dan deze richtlijn. Regelingen inzake de aankondiging van een prijsvermindering mogen aldus slechts verboden worden zo zij op de zwarte lijst van deze richtlijn staan (bijlage I bij de richtlijn). Het Europees Hof van Justitie bij arrest van 23 april 2009 heeft België reeds eerder op de vingers getikt voor de niet-naleving van de consumentenrichtlijn (inzake het verbod op gezamenlijk aanbod, cf. supra). Het is pijnlijk om vast te stellen dat het nochtans duidelijke advies van de Raad van State genegeerd werd. Een en ander maakt dat de hele nieuwe regelgeving inzake sperperiode (en ook inzake solden, prijsverminderingen, internet-tekoopaanbiedingen e.d.m.) strijdig is met de Consumentenrichtlijn. Resultaat is rechtsonzekerheid. De nationale rechter dient de Belgische wetgeving immers richtlijnconform te interpreteren. De vraag is dus welke onderneming als eerste aandurft om de nieuwe Belgische wetgeving te negeren en daarvoor een gerechtelijke procedure voor het Hof van Justitie te voeren. Stakingsvordering In de nieuwe WMPC wordt voorzien dat de stakingsvordering niet meer kan worden ingesteld “één jaar nadat de feiten waarop men zich beroept een einde hebben genomen”. Voorheen gold de langere gemeenrechtelijke verjaringstermijn van – in principe – vijf jaar. De nieuwe termijn van een jaar is echter nog steeds aan de lange kant. Men kan zich afvragen wat het nut is van een stakingsvordering als de feiten waarvan de staking wordt gevorderd reeds een jaar beëindigd zijn… Een nog kortere termijn van enkele dagen of weken lijkt op zijn plaats, te meer daar het verstrijken van deze termijn niet belet dat een vordering ten gronde wordt ingeleid. Bovendien, zo de feiten worden hervat, kan alsnog een stakingsvordering worden ingesteld. Absoluut positief is dat deze vordering niet meer kan worden ingeleid bij verzoekschrift. Dit gaf in het verleden vaak aanleiding tot procedurele problemen daar de zaak reeds drie dagen na verzending van het verzoekschrift kon voorkomen. Als de gerechtsbrief een dag vertraging had bij De Post, en gedaagde niet aanwezig was bij aanbieding van het aangetekend schrijven, was het bijna per definitie onmogelijk om kennis te nemen van het verzoekschrift voorafgaand aan de inleidingszitting. Dit leidde tot onnodig tijdverlies als gevolg van verstekvonnissen en verzetsprocedures. Ook nieuw is dat de stakingsvordering kan worden ingesteld tegen een onderneming voor handelingen van haar agent. Aan een toegekende vordering om een stakingsvonnis te laten publiceren wordt eveneens een verbetering aangebracht. Deze wordt gekoppeld aan een schadevergoeding die betaald moet worden door de eisende partij zo “de publicatiemaatregel (…) in beroep ongedaan wordt gemaakt”. Een en ander zal ertoe leiden dat minder frequent de publicatie van het vonnis zal worden geëist, daar deze een aanzienlijk risico inhoudt voor de eisende partij. Overige wijzigingen Tot slot dienen nog enkele andere wijzigingen die de WMPC met zich meebrengt te worden besproken. Bij verkoop via internet wordt de “default-opt-out” niet meer toegestaan. Dat is een functie waarbij de verkoper een vakje als “algemene voorwaarden gelezen en aanvaard” standaard aangevinkt laat en de consument enkel over de mogelijkheid beschikte om dit vak af te vinken. Bij de verkoop op afstand wordt de bedenktermijn voor de consument verlengd van 7 werkdagen naar 14 kalenderdagen. In ruil wordt toegestaan om betaling te vragen voor het verstrijken van deze termijn. Het verbod op verkoop met verlies blijft behouden. Het verbod op verkoop met een uiterst beperkte winstmarge wordt geschrapt. Tijs.Laurens@schoups.be

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer