sr.search

Nieuw Invorderingswetboek verruimt inhoudingsplicht voor schulden van aannemers

Privaat Bouwrecht

20 januari 2020


Op 1 januari 2020 is het nieuwe ‘Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen’ of kortweg het ‘Invorderingswetboek’, in werking getreden. Op dezelfde dag is eveneens het Koninklijk besluit van 20 december 2019 tot uitvoering van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, die enkele specifieke maatregelen omtrent deze wet regelt.

Nieuwigheden

Het Invorderingswetboek wenst een doorgedreven harmonisering en (her)codificatie van de fiscale procedure door te voeren, waardoor voor bijna alle federale (dus niet de belastingen waarvoor de ‘dienst’ werd overgenomen door de gewesten, zoals bijvoorbeeld de Vlaamse erfbelasting) belastingen dezelfde invorderingsregels gelden. Het betreffen meer bepaald de inkomstenbelastingen, de verschillende voorheffingen, de btw, de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, de diverse taksen en het rolrecht, alsook de ‘bijbehoren’ (zoals interesten, boetes en vervolgingskosten). Ook enkele niet-fiscale schulden zullen onder het Invorderingswetboek vallen.

Er werden ook een aantal inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd. Het invorderingssysteem zou vooral performanter moeten worden, hetgeen de fiscus toelaat om gemakkelijker in te vorderen.

Zonder dieper in te gaan op alle wijzigingen, verdient het aangesterkte statuut van de ‘medeschuldenaar’ aandacht. De ‘medeschuldenaar’ is de persoon die, in tegenstelling tot de eigenlijke schuldenaar “niet in het kohier of in het innings- en invorderingsregister is opgenomen” en desondanks “gehouden is tot de betaling van de fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen” op grond van de wet. Het betreft de verschillende categorieën van personen waarvoor de fiscale wetboeken reeds de hoofdelijkheid tot betaling toekenden (echtgenoot, bestuurders, overdragers van een handelsfonds, leden van een btw-eenheid).

De medeschuldenaar wordt in het Invorderingswetboek nagenoeg gelijkgesteld met de eigenlijke schuldenaar van de fiscale en niet-fiscale schulden. Dit heeft enerzijds tot gevolg dat de medeschuldenaar bepaalde rechten toegeëigend krijgt, zoals het bezwaarrecht die nu ook in hoofde van de medeschuldenaar wettelijk verankerd wordt. Anderzijds heeft dit tot gevolg dat de administratie nu ook ruimere invorderingsmogelijkheden heeft ten aanzien van deze medeschuldenaar.

(Onder)aannemers

Er bestond reeds een inhoudingsplicht in hoofde van de opdrachtgever (met uitzondering van de natuurlijke persoon die louter voor privédoeleinden werken laat uitvoeren) of hoofdaannemer voor fiscale schulden betreffende inkomstenbelastingen en btw van zijn (onder)aannemer. Deze bepalingen zijn overgenomen door het Invorderingswetboek. Door de harmonisatie die het Invorderingswetboek met zich meebrengt, bestaat de inhoudingsplicht nu ook voor andere federale belastingen (verschillende voorheffingen, met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, diverse taksen en het rolrecht) alsook voor bepaalde niet-fiscale schulden.

De regeling is als volgt. De opdrachtgever (of hoofdaannemer) die de volledige of een deel van de prijs van de werken betaalt aan een (onder)aannemer die op het tijdstip van de betaling fiscale en niet-fiscale schulden heeft, moet bij de betaling 15% van het bedrag dat hij verschuldigd is, exclusief btw, inhouden en storten aan de Ontvanger.

Via de website www.checkinhoudingsplicht.be kunt u nagaan of u een inhoudingsverplichting heeft. Dit kan eenvoudigweg door het ondernemingsnummer van uw (onder)aannemer in te voeren.

De betaling van dat bedrag moet tegelijk met de betaling aan de aannemer worden uitgevoerd en uitsluitend door storting of overschrijving op de financiële rekening van de Ontvanger van de FOD Financiën. Op het stortings- of overschrijvingsbewijs moeten achtereenvolgens het ondernemingsnummer, het bedrag en de datum van de factuur waarop de betaling van de inhouding betrekking heeft, en de naam van de aannemer worden vermeld. Degene die de storting moet uitvoeren, moet tegelijk met die storting of overschrijving een kopie van de facturen waarop de betaling betrekking heeft naar de Ontvanger sturen.

Wanneer de opdrachtgever of de aannemer vaststelt dat hij moet inhouden en het bedrag van de factuur die hem wordt voorgelegd hoger is dan of gelijk is aan 7.143,00 EUR, vraagt hij zijn medecontractant om hem een attest voor te leggen dat het bedrag van zijn schuld weergeeft. Dat attest is geldig gedurende 20 dagen volgend op de uitreiking ervan door de bevoegde ontvanger.

Indien de opdrachtnemer of de hoofaannemer de inhoudingsplicht niet naleeft kan hij aansprakelijk gesteld worden voor de fiscale en niet-fiscale schulden van zijn (onder)aannemer. De hoofdelijke aansprakelijkheid wordt beperkt tot 35 % van de totale prijs van de werken toevertrouwd aan de aannemer of onderaannemer, exclusief btw.

De onderaannemer ten nadele van wie een bedrag werd ingehouden kan, wanneer zijn achterstallige fiscale en niet-fiscale schulden volledig zijn aangezuiverd, bij de Ontvanger een aanvraag om teruggaaf van het overschot van de gedane stortingen indienen. De Ontvanger maakt het overschot vervolgens binnen een termijn van 2 maanden te rekenen vanaf de regelmatig ingediende aanvraag om teruggaaf over aan de aanvrager. Wanneer het gestorte bedrag geheel of gedeeltelijk wordt aangewend voor de aanzuivering van fiscale en niet-fiscale schulden, meldt de Ontvanger dit binnen dezelfde termijn aan de aanvrager, met vermelding van alle gegevens over deze schulden.

Voor meer informatie over dit onderwerp kan u Siegfried Busscher (celhoofd Privaat bouwrecht) of Laurence D’huyvetter (auteur) contacteren.

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer