sr.search

Een handelsagent verliest bij ernstige tekortkoming niet steeds zijn recht op een uitwinningsvergoeding.

Ondernemingsrecht

16 januari 2011


Contact

Met een arrest van 28 oktober 2010 (C-203/09, Volvo Car Germany) heeft het Hof van Justitie zich uitgesproken over de draagwijdte en interpretatie van artikel 18, sub a, Richtlijn 86/656/EEG, waarvan artikel 20, lid 5, 1° Handelsagentuurwet de omzetting is. Volgens deze bepaling is geen uitwinningvergoeding verschuldigd “indien de principaal de overeenkomst heeft beëindigd vanwege een aan de handelsagent te wijten omstandigheid die krachtens het nationale recht aanleiding is tot beëindiging van de overeenkomst zonder opzeggingstermijn”. In casu beging de handelsagent tijdens zijn opzeggingstermijn een ernstige tekortkoming die een onmiddellijke beëindiging had kunnen rechtvaardigen, maar waarvan de principaal pas na het einde van de overeenkomst kennis kreeg. Het Hof oordeelde dat de agent in dergelijke omstandigheden in principe zijn recht op een uitwinningsvergoeding behoudt. Het Hof koos hiermee voor een letterlijke interpretatie (“vanwege”). Enkel wanneer er een causaal verband bestaat tussen de fout en de beëindiging, verliest de agent elk recht op een uitwinningsvergoeding. Dit oordeel bevestigt de gangbare interpretatie van artikel 20, lid 5, 1° Handelsagentuurwet. Het Hof voegde hier evenwel aan toe dat de agent overeenkomstig artikel 17, lid 2, sub a van de Richtlijn, slechts recht heeft op een uitwinningsvergoeding indien en zover de betaling van deze vergoeding “billijk” is, gelet op alle omstandigheden. Derhalve kan niet worden uitgesloten dat de foutieve gedraging van de agent in aanmerking wordt genomen in het kader van het onderzoek naar het billijk karakter van zijn vergoeding. Deze billijkheidsvoorwaarde werd niet overgenomen in de Belgische Handelsagentuurwet. Weliswaar is de Belgische rechter verplicht tot een richtlijnconforme interpretatie. Vooralsnog lijkt de rechtspraak echter niet geneigd een autonome billijkheidsvoorwaarde te aanvaarden, omdat dit zou leiden tot een interpretatie contra legem. Vanzelfsprekend kan de principaal van de agent wel schadevergoeding vorderen op grond van diens contractuele tekortkoming. Daarnaast kan met de ernstige tekortkoming rekening worden gehouden indien en voor zover deze een impact heeft op de aanzienlijke voordelen die de principaal nog redelijkerwijze kan verwachten. Te denken is dan aan het afleiden van klanten naar een nieuwe principaal tijdens de opzeggingstermijn. Indien een richtlijnconforme interpretatie inderdaad niet mogelijk blijkt, dan zou een principaal die hierdoor schade lijdt de Belgische Staat aansprakelijk kunnen stellen wegens een niet correcte omzetting van de Richtlijn. Het is echter onzeker of dergelijke vordering tot een daadwerkelijke schadeloosstelling zou leiden. Precies bij het invullen van de billijkheidsvoorwaarde komt de rechtspraak immers een ruime beoordelingsvrijheid toe. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie blijkt slechts dat de feitenrechter met een ernstige tekortkoming tijdens de opzeggingstermijn rekening moet kunnen houden. Niets belet een feitenrechter echter om alsnog een (maximale) uitwinningsvergoeding toe te kennen, niettegenstaande de tekortkoming. Mede daarom zal het voor de principaal niet vanzelfsprekend zijn om zijn schade te bewijzen..

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer