sr.search

Een aangescherpte Wet Betalingsachterstand Handelstransacties vanaf 1 februari 2022

Ondernemingsrecht

De wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties is een belangrijk instrument tegen wanbetalers. In de praktijk is echter gebleken dat de huidige bepalingen onvoldoende streng zijn om de toenemende betalingsachterstand aan te pakken. De wetgever heeft daarom ingegrepen met de Wet van 14 augustus 2021, die met ingang van 1 februari 2022 de WBH verder zal aanscherpen.[1]

14 januari 2022


Contact

Door de coronacrisis worden ondernemingen steeds vaker geconfronteerd met betalingsachterstand van hun handelspartners. Vooral spelers met minder onderhandelingsmacht kunnen in de problemen komen, als hen bij commerciële onderhandelingen lange betalingstermijnen worden opgedrongen, zeker als deze dan ook nog eens worden overschreden. Als hun cashflow hierdoor onder druk komt te staan, waardoor ze hun eigen leveranciers en andere handelspartners niet langer kunnen betalen, ontstaat een kettingreactie die nefast is voor het voortbestaan van tal van ondernemingen.

De wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties (hierna de “WBH”) is een belangrijk instrument tegen wanbetalers. Zij geldt voor “handelstransacties” (tussen ondernemingen onderling, of tussen een onderneming en een overheidsinstantie als schuldenaar) en kan niet worden ingeroepen tegen consumenten die in gebreke blijven facturen te betalen. Sinds haar inwerkingtreding werd de WBH reeds meermaals aangepast om praktische pijnpunten te verhelpen. De wetgever heeft nu nogmaals ingegrepen met de Wet van 14 augustus 2021, die met ingang vanaf 1 februari 2022 de WBH verder zal aanscherpen (hierna de “Wijzigingswet”). We bespreken hieronder de nieuwigheden.

 

1.   Betalingstermijn van maximaal 60 dagen voor alle handelstransacties

 

Het uitgangspunt van de WBH is dat, wanneer partijen zelf geen betalingstermijn zijn overeengekomen, elke betaling dient te gebeuren binnen een termijn van 30 kalenderdagen vanaf de dag volgend op die van ontvangst van de factuur of gelijkwaardig betalingsverzoek.

Partijen kunnen onderling afwijken van de wettelijke betalingstermijn, maar met een absoluut maximum van 60 kalenderdagen. Dit maximum bestond reeds in een aantal gevallen, zoals in transacties waarbij de schuldeiser een KMO is, maar wordt nu doorgetrokken naar alle handelstransacties, ongeacht de omvang van de betrokken ondernemingen. Afwijken van deze regel en toch een langere termijn dan 60 dagen afdwingen, zal enkel in het nadeel van de schuldenaar zelf uitdraaien: de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen zal dan gelden, met als gevolg dat interesten beginnen te lopen na het verstrijken ervan.

 

2.   Geen contractuele afspraken over de ontvangstdatum van de factuur

 

In de meeste gevallen begint de wettelijke of contractuele betalingstermijn krachtens de WBH te lopen vanaf de dag volgend op de dag van ontvangst van de factuur. Onder het huidige recht kunnen ondernemingen het moment van ontvangst van de factuur contractueel vastleggen, waardoor de betalingstermijn kunstmatig kan worden opgeschoven.

Om dit achterpoortje te sluiten, zullen contractuele afspraken tussen ondernemingen over de ontvangstdatum van de factuur door de Wijzigingswet worden verboden. Tevens verplichten de nieuwe regels de schuldenaar om alle nodige informatie te bezorgen aan de schuldeiser uiterlijk op het moment van ontvangst van de goederen of prestatie van de diensten, zodat deze de factuur tijdig kan opmaken.

 

3.   Controle- en verificatieperiode maakt deel uit van de betalingstermijn van 60 dagen

 

In sommige gevallen zal er, op grond van de wet of overeenkomst, een procedure moeten worden doorlopen voor de aanvaarding of controle van de goederen of diensten. Om te vermijden dat de betalingstermijn wordt verlengd door artificieel lange aanvaardings- of verificatieprocedures, is de termijn van de procedure beperkt tot maximum 30 kalenderdagen. Slechts uitzonderlijk kan een langere termijn worden toegestaan.

Heel wat grote ondernemingen verlengen door middel van de controle- en verificatieperiode van 30 kalenderdagen de maximale betalingstermijn van 60 dagen naar een totaal van 90 dagen, hetgeen voor veel KMO’s onhoudbaar lang is. De wetgever stuurt daarom de regel bij: met de Wijzigingswet zal de controle- en verificatieperiode integraal deel uitmaken van de betalingstermijn, met dus een totaal maximum van 60 dagen.

4.   Automatische verhoging van het openstaande bedrag met interesten en forfaitaire invorderingskosten

 

De voornaamste bescherming van de WBH tegen wanbetalers zijn de interesten die van rechtswege beginnen te lopen bij het verstrijken van de wettelijke of bedongen betalingstermijn. Na het verzenden van de factuur moet de schuldeiser dus geen bijkomende aanmaning sturen om de interesten te doen lopen. Voor het eerste semester van 2022 bedraagt deze interestvoet 8%.

Bovenop de interesten, heeft de schuldeiser bij wanbetaling van rechtswege en zonder ingebrekestelling recht op de betaling van een forfaitaire vergoeding van 40,00 EUR voor de eigen invorderingskosten, ongeacht het bedrag van de hoofdsom. Eens de betalingstermijn is verstreken, is de vergoeding verschuldigd.

Voortaan zullen deze bijkomende bedragen automatisch bij het openstaand bedrag worden geteld, hetgeen zou moeten vermijden dat druk wordt uitgeoefend op ondernemingen om af te zien van de interesten en/of forfaitaire vergoeding voor invorderingskosten bij laattijdige betaling.

In werkelijkheid liggen de invorderingskosten uiteraard vaak veel hoger dan 40,00 EUR. In dat geval heeft de schuldeiser recht op een redelijke schadeloosstelling voor de invorderingskosten die het forfaitair bedrag overstijgen en die ontstaan zijn door de laattijdige betaling. Anders dan bij de forfaitaire vergoeding, wordt deze vergoeding niet automatisch bij het verschuldigd bedrag geteld en moet het bestaan en de omvang van de werkelijke kosten in beginsel wél worden bewezen.

5.  Inwerkingtreding

De nieuwe regels van de WBH treden in werking op 1 februari 2022. Aangezien de Wijzigingswet geen overgangsregeling bevat, moet worden aangenomen dat de dwingende regels eveneens van toepassing zijn op contracten gesloten vóór 1 februari 2022. Dit heeft onder andere tot gevolg dat een beding dat een langere betalingstermijn toekent dan 60 dagen, voortaan strijdig is met de WBH zodat de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen geldt, ook al werd het contract voor 1 februari 2022 gesloten. Het is daarom van belang voor ondernemingen om na te gaan of hun algemene voorwaarden en lopende contracten nog in lijn liggen met de nieuwe bepalingen van de WBH.

6. Conclusie

Met de Wijzigingswet worden alweer een aantal achterpoortjes van de WBH gesloten. Voor de liquiditeitspositie van heel wat ondernemingen is dat ongetwijfeld een goede zaak. 

Anderzijds zal het van belang zijn voor ondernemingen om met nodige aandacht te kijken naar facturen die zij zelf ontvangen (m.n. naar de voorziene betalingstermijn en het aanvangspunt ervan) om de automatische verhoging met interesten en een forfaitaire vergoeding voor invorderingskosten te vermijden.

[1] Zie voor een meer uitgebreide bespreking het artikel van Geert De Buyzer en Emilie Bogaerts in het ITAA-zine van december 2021: ITAA-zine - Institute for Tax Advisors and Accountants

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer