sr.search

De principes van de werking van de wet in de tijd op punt gesteld: de nietigheid van een overeenkomst omwille van de niet-naleving van de inmiddels opgeheven vestigingswetgeving kan niet meer gevorderd worden

Privaat Bouwrecht

Met een vorige nieuwsflash informeerden wij u reeds over de opheffing van het Koninklijk Besluit van 29 januari 2007 inzake de beroepsbekwaamheden bij bouwondernemingen (de zgn. vestigingswetgeving), waardoor een heel aantal beroepen, waaronder (algemene) aannemers met ingang vanaf 1 januari 2019 niet langer diende te beschikken over de voorheen wettelijk verplichte beroepsbekwaamheid.

19 maart 2022


Contact

Bij arrest van 22 november 2021 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat de nietigheid van een overeenkomst op grond van de niet-naleving van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 niet meer kan worden gevorderd omdat dit besluit achteraf werd opgeheven.

Dit standpunt is opvallend aangezien het ingaat tegen (eerdere) cassatierechtspraak[1] die stelt dat een overeenkomst beoordeeld moet worden op grond van de wet toepasselijk op het ogenblik van de totstandkoming van de overeenkomst.

Dit impliceert dat de geldigheidsvoorwaarden of het bestaan van de overeenkomst niet aangetast worden door de nieuwe wet, zelfs niet als deze aan de openbare orde raakt. Eén en ander vloeit (mede) voort uit enerzijds artikel 2 van het oud Burgerlijk Wetboek, nl. dat de wet alleen voor het toekomende geldt, en anderzijds uit het verbod op retroactieve werking als algemeen rechtsbeginsel.

Het Hof van Cassatie stelt thans het volgende:

“1.           Inzake overeenkomsten blijft de oude wet van toepassing, tenzij de nieuwe wet van openbare orde is of uitdrukkelijk de toepassing ervan voorschrijft op de lopende overeenkomsten. Indien de geldigheid van de overeenkomst dient te worden beoordeeld op grond van de op het ogenblik van haar totstandkoming toepasselijke wet, dan is de uitvoering ervan slechts mogelijk binnen de perken gesteld door een latere dwingende wet. Indien een latere wet de geldigheidsvoorwaarden van de vroegere wet afschaft of versoepelt, dan kan de nietigheid op grond van de vroegere wet niet meer worden gevorderd.

2.            De appelrechter die oordeelt dat de nietigheid van de overeenkomst op grond van de niet-naleving van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 niet meer kan worden gevorderd aangezien dit besluit achteraf werd opgeheven door het besluit van de Vlaamse regering van 19 oktober 2018, verantwoordt zijn beslissing naar recht”

Op basis van het arrest van 22 november 2021 kan aldus het volgende geconcludeerd worden:

  • indien de wetgever met een latere wet een nietigheidsgrond wegneemt, dan kan die nietigheidsgrond niet meer worden ingeroepen, evenmin voor lopende overeenkomsten; en

  • overeenkomsten die geldig tot stand kwamen, mogen na een latere wetswijziging slechts uitgevoerd worden binnen de grenzen gesteld door de nieuwe wet.

Het arrest van 22 november 2021 betekent zonder meer een kentering in de rechtspraak van het Hof van Cassatie en meer in het algemeen inzake de principes van de werking van de wet in de tijd.

Specifiek voor aannemers lijkt dit arrest alleszins bijkomende rechtszekerheid te bieden voor afgesloten contracten waarvan de conformiteit met de vestigingswetgeving betwistbaar is: deze zullen op basis van voormelde rechtspraak niet langer nietig verklaard kunnen worden omwille van de enkele schending van de vestigingswetgeving.

Voor meer informatie hierover kan u terecht bij Els Op de Beeck, Pim van den Bos en Joachim Nys

 


[1] Zie o.a.: cass. 4 februari 2021, AR C.20.0399; cass. 5 september 2019, AR C.18.0284; cass. 15 september 2005, AR C.04.0345.N.

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer