sr.search

De Eindejaarswetten: nieuwigheden op sociaalrechtelijk vlak

Arbeidsrecht

15 januari 2010


De programmawetten die einde 2009 het levenslicht zagen, bevatten diverse sociaalrechtelijke bepalingen. Hierna volgt een beknopt overzicht van de belangrijkste wijzigingen. Zo u bij een van deze thema’s nadere toelichting wenst, dan verstrekken wij deze op eerste verzoek. Programmawet dd. 23 december 2009, B.S. 30 december 2009 Wet dd. 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, B.S. 31 december 2009 1. Forfaitaire beroepskosten Programmawet 23 december 2009, art. 64-65, inwerkingtreding op 1 januari 2010 Kostenvergoedingen gelden niet als loon waarop sociale zekerheidsbijdragen betaald moeten worden. Vereist is dat het om een werkelijke kostenvergoeding gaat, niet om een verrijking van de werknemer, tevens dat terugbetaling gebeurt van de werkelijke kosten ofwel van een forfaitair bedrag dat daarmee in verhouding staat. Voortaan geldt, bij betwisting van het bestaan van beroepskosten, dat de werkgever de ‘realiteit van deze kosten’ moet aantonen. Zo de werkgever die daar niet in slaagt, dan kan de R.S.Z. ambtshalve een bijkomende aangifte uitvoeren, op voorstel van de inspectiediensten die de werkgever gehoord hebben. 2. Elektronische registratie van aanwezigheid op de werven Programmawet 23 december 2009, art. 66, inwerkingtreding te bepalen bij K.B. Werkgevers ressorterend onder het paritair comité voor het bouwbedrijf zullen verplicht worden een dagelijkse elektronische registratie te verrichten van hun werknemers die op die dag arbeidsprestaties verrichten op de werf. De modaliteiten hiervan zullen bij K.B. worden bepaald. 3. Vereenvoudiging meldingsplicht werken door de aannemer Programmawet 23 december 2009, art. 67, inwerkingtreding te bepalen bij K.B. De aannemer die conform art. 30bis §7 R.S.Z.- Wet gehouden is tot een meldingsplicht aan de R.S.Z (van alle juiste inlichtingen die noodzakelijk zijn om de aard en de belangrijkheid van de werken te ramen en opdrachtgever en onderaannemers te identificeren), dient voortaan niet langer melding te doen van de begin- en einddatum van de werken die uitgevoerd worden door de onderaannemers. De wettelijke bepaling die voorzag in de verschuldigdheid van een forfaitaire vergoeding van 150,00 EUR ‘per onjuist aangegeven inlichting’, werd geschrapt. 4. Sociaal statuut zelfstandige (vrijstelling bijdragen, aansluitingsplicht, administratieve sanctie bij zwartwerk) Programmawet 23 december 2009, art. 82-93, inwerkingtreding op 1 april 2010. De Programmawet bevat diverse nieuwigheden betreffende het sociaal statuut van de zelfstandigen. Thans is expliciet bepaald dat de zelfstandige, die vrijstelling van bijdragen wenst te verkrijgen, moet aantonen dat hij zich in een staat van behoefte bevindt (of in een toestand die deze staat benadert). Verder kan de ‘betere verzoening tussen het professionele leven en het privé-leven van de zelfstandigen’ een reden zijn tot vrijstelling van bijdragen, volgens bij K.B. nader te bepalen modaliteiten. De beginnende zelfstandige dient zich voortaan onmiddellijk (dag 1 van zijn zelfstandige activiteit) aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen of bij de Nationale Hulpkas (i.p.v. binnen 90 dagen). De zelfstandige die dit nalaat, kan een administratieve geldboete worden opgelegd wegens zwartwerk. Deze geldboete varieert van 500,00 EUR tot 2.000,00 EUR per vastgestelde inbreuk. Dezelfde administratieve geldboete kan worden opgelegd aan de zelfstandige waarvan vastgesteld wordt dat hij een andere zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent dan deze vermeld in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) en die daarvoor nog geen administratieve of strafrechtelijke sanctie opgelegd kreeg met toepassing van de KBO – Wet. Ook de zelfstandige waarvan het belastbare inkomen werd aangepast (verhoogd) na vaststelling van ‘een geval van fiscale fraude’, kan dezelfde administratieve geldboete worden opgelegd. Bij K.B. zal nader bepaald worden wat als ‘geval van fiscale fraude’ geldt. De rechtspersonen waarin de voormelde zelfstandigen actief zijn, zijn hoofdelijk gehouden tot betaling van de voormelde administratieve geldboete. 5. Brugpensioen en Canada-Dry regelingen Programmawet 23 december 2009, art. 107-111, inwerkingtreding op 15 oktober 2009. Dit onderdeel van de Programmawet bepaalt de sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd op de aanvullende vergoeding uitbetaald aan de (ex-)werknemers die van deze stelsels genieten. Deze bijdragen variëren van 50% tot 10% en zijn afhankelijk van de instapleeftijd van de werknemer. Deze regeling geldt niet voor de ondernemingen erkend in moeilijkheden of in herstructurering voor 15 oktober 2009, noch op de ondernemingen in herstructurering waarvan het collectief ontslag werd afgekondigd voor deze datum. 6. Administratieve geldboete – zwartwerk Programmawet 23 december 2009, art. 112-113, inwerkingtreding op 1 april 2009 Een administratieve geldboete tussen 500,00 EUR en 2.000,00 EUR kan worden opgelegd aan elke persoon die als werknemer, zelfstandige of ambtenaar is tewerkgesteld, en die daarnaast arbeid verricht waarvoor de werkgever zijn Dimona – verplichtingen niet heeft nageleefd (zwartwerk). Vereist is dan wel dat deze persoon deze ‘niet-aangegeven arbeid wetens en willens uitoefent’ en dat wegens deze inbreuk tegen de werkgever proces-verbaal werd opgesteld. 7. Sociale dienstverrichters en erkende sociale secretariaten Wet dd. 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, art. 49-55, inwerkingtreding op 1 januari 2010 De types van mandatarissen worden vastgesteld (sociale dienstverrichters vs. erkende sociale secretariaten). Tussen de werkgever en de mandataris dient een schriftelijke overeenkomst te worden gesloten. Pas bij de overgang naar een nieuw kwartaal kan een nieuwe mandataris worden aangesteld. De oude mandataris heeft een informatieverplichting t.a.v. de nieuwe mandataris. De erkende sociale secretariaten worden onderworpen aan een ‘kwaliteitsbarometer’. Bij K.B. worden de modaliteiten van het voorgaande nader bepaald, inclusief de inwerkingtreding van de wettelijke bepaling die de ‘kwaliteitsbarometer’ invoert. 8. Stuiting van de verjaringstermijn inzake RSZ – vorderingen Wet dd. 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, art. 56 De vordering van de R.S.Z. t.a.v. aannemers en onderaannemers, die hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van sociale schulden van hun medecontractant, wordt gestuit door verzending van een aangetekende brief. 9. Ouderschapsverlof - berekening van de opzeggingsvergoeding Wet dd. 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, art. 90 De berekening van de opzeggingsvergoeding verschuldigd aan werknemers die wegens ouderschapsverlof hun arbeidsprestaties verminderd hebben, gebeurt op basis van het voltijds loon. Dit geldt enkel bij ouderschapsverlof. Of dit principe ook geldt in geval van vermindering van arbeidsprestaties bij bijv. tijdskrediet of andere, blijkt alleszins niet uit de voorliggende wettekst. 10. Discriminatie wegens syndicale overtuiging Wet dd. 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, art. 107-119, inwerkingtreding op 31 december 2009 In de Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie (2007) wordt het begrip ‘syndicale overtuiging’ toegevoegd aan de lijst van beschermde criteria. Discriminatie op basis van dit criterium is bijgevolg niet toegelaten, tenzij een onderscheiden behandeling gerechtvaardigd zou zijn. 11. Opzeggingstermijn arbeiders tewerkgesteld in de sector van de gezondheidszorg Wet dd. 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, art. 127-130, inwerkingtreding op 1 februari 2010 De opzeggingstermijn waarop deze arbeiders recht hebben wordt op dezelfde leest geschoeid als de minimumopzeggingstermijnen waarop bedienden met toepassing van de Arbeidsovereenkomstenwet recht hebben, d.w.z. drie maanden per (begonnen) anciënniteitsperiode van vijf jaar. . Of de Wetgever hiermee een eerste aanzet geeft tot de langverwachte gelijkschakeling van het statuut van arbeiders en bedienden (het zgn. ‘eenheidsstatuut’), valt nog af te wachten. 12. Verlenging van de anticrisismaatregelen Wet dd. 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, art. 131-147, inwerkingtreding op 31 december 2009 De mogelijkheid om anticrisismaatregelen (tijdelijke aanpassing van de arbeidsduur, crisistijdskrediet, crisiswerkloosheid voor bedienden) in te voeren werd verlengd tot 30 juni 2010. 13. Crisispremie voor ontslagen arbeiders Wet dd. 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, art. 148-156, inwerkingtreding op 1 januari 2010 De arbeider die ontslagen wordt zonder dringende reden heeft recht op een forfaitaire crisispremie t.b.v. 1.666,00 EUR, waarvan 555,00 EUR ten laste van de werkgever valt en 1.111,00 EUR ten laste van de R.V.A. De premie is niet verschuldigd bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst tijdens de proefperiode, met het oog op pensionering, met het oog op brugpensioen, of in het kader van herstructurering wanneer de werknemer zich kan inschrijven in een tewerkstellingscel. De werkgever die nalaat de premie te betalen (555,00 EUR) is gehouden het integrale bedrag van de premie te betalen (1.666,00 EUR). Eveneens werd bepaald in welke gevallen de werkgever vrijgesteld wordt van de betaling van zijn deel van de crisispemie, zo wanneer de werkgever van anticrisismaatregelen gebruik maakte in 2010 of wanneer de arbeidsovereenkomst van de arbeider tijdens dat jaar werd geschorst wegens gebrek aan werk wegens economische oorzaken.

Corporate Social Responsibility

Lees meer

Vacatures

  • Advocaten 11
  • Staff
Lees meer