Aannemersregistratie niet langer relevant voor BTW?

Een aannemer wiens registratie was geschrapt, was zijn “werken in onroerende staat” blijven factureren aan een BTW-voet van 6 % in plaats van 21%. In een vonnis dd. 4 november 2009 overwoog en oordeelde Kamer 4F van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen als volgt : ”Krachtens artikel 1bis§1, 4° KB nr. 20 van 20 juli 1970 (…) wordt het werk in onroerende staat onderworpen aan het tarief van 6% voor zover (…) gefactureerd (wordt) door een persoon die, op het tijdstip van het sluiten van het aannemingscontract, geregistreerd is als zelfstandig aannemer (…) Wanneer de handelingen aldus worden verstrekt door een niet-geregistreerde aannemer, wordt hetzelfde werk onderworpen aan het tarief van 21% (…).” De rechtbank achtte voormeld systeem strijdig met het gelijkheids- en neutraliteitsbeginsel: “Soortgelijke diensten, die met elkaar concurreren, mogen niet aan verschillende tarieven onderworpen worden (…) Niettegenstaande de registratie als aannemer van eiseres geschrapt was (…) doet dit geen afbreuk aan het feit dat eiseres (aannemer) ongetwijfeld soortgelijke diensten, namelijk werken in onroerende staat, heeft verricht als een geregistreerde aannemer. Bijgevolg mogen de diensten van eiseres en de diensten van een geregistreerd aannemer (…) niet aan verschillende tarieven worden onderworpen. Door het werk in onroerende staat van eiseres, zijnde een niet-geregistreerde aannemer, te hebben onderworpen aan het BTW-tarief van 21 %, terwijl hetzelfde werk in onroerende staat van andere aannemers, die wel geregistreerd waren, te hebben onderworpen aan het BTW-tarief van 6 %, heeft de administratie het neutraliteitsbeginsel geschonden gezien eiseres en de geregistreerde aannemers soortgelijke diensten verrichten, die met elkaar concurreren en vanuit het oogpunt van de BTW ongelijk worden behandeld, waardoor aldus concurrentievervalsing is aangetoond. Ten overvloede dient trouwens te worden opgemerkt dat de Minister van Financiën – ingevolge een parlementaire vraag van 26 juni 2008 – op 5 augustus 2008 antwoordde dat zijn kabinet bestudeert in hoeverre de voorwaarde van de registratie als aannemer voor de toepassing van een verlaagd tarief in de onroerende sector verenigbaar is met het Europees recht (Vr. en Antw., Kamer, 2007-2008, nr. 028, blz. 7196-7198).” Het is nog niet duidelijk of de Belgische Staat hoger beroep zal aantekenen tegen dit vonnis. Evenmin is duidelijk of andere rechtbanken deze rechtspraak zullen volgen. Zo zulks het geval is, wordt het belang om als aannemer geregistreerd te zijn opnieuw kleiner. Eerder al werd de aannemersregistratie losgekoppeld van de sociale en fiscale inhoudingsplicht.